Geschiedenis van de Blauwe Hand
Misschien wel ouder dan alle plekken, dorpjes en stadjes in de omgeving. Om de naam Blauwe Hand hangt een waas van geheimzinnigheid.
Het ligt op de kruising tussen Wanneperveen en Vollenhove, Zwartsluis en Giethoorn. Op zeer oude kaarten komt de benaming Blaauwe Hand reeds voor als veldnaam. In een heel ver verleden was daar al een driesprong van wegen. Weggetjes, deels op takkenbossen gebouwd, door het moerasgebied. Voor de heren van Vollenhove, de marskramer, de jager, soldaten, turfmakers en boeren.
Maar liefst vier legenden zeggen iets over het ontstaan van de naam.
De meest spectaculaire geschiedenis luidt: “In de tapperij, die stond aan genoemde viersprong (vroeger driesprong), nu Gasterij De Blauwe Hand, vond omstreeks 1578 een gevecht plaats tussen een marskramer en de herbergier Dam, over de afrekening van het gelag. Een vriend van de kastelein kwam hem te hulp. De vreemdeling greep een bijl. De vriend werd een hand afgehakt en stierf aan bloedverlies, maar ook de vreemdeling legde het loodje. De kastelein zette de hand van zijn vriend op sterk water. Die hand, na enige tijd blauwe gekleurd, stond jarenlang op de toog van de taveerne. Tot de brand van 1628. Er zijn geschiedschrijvers die veronderstellen dat het “sterke water” (brandewijn) al eerder opgedronken werd door de laveloze soldaten die steeds meer drank wensten. Helaas is van de hand niets bewaard gebleven …..”
De jongste verklaring (en minst waarschijnlijke, omdat de naam ouder moet zijn) is die uit de tijd van de Franse revolutie. De mannen van Napoleon hadden in 1795 een versterking (redoute) aan de Arembergracht. Een plek die wij nu kennen als Ronduite. De Fransozen en de mannen van de Bataafse Republiek hadden een wachtwoord voor een ieder die uit het oosten de kleine schans wilde passeren; “Blauwe Hand” (Main Bleu)
Een andere meer wetenschappelijke uitleg duidt: “In de veenlagen van het gebied van Wanepe en Belter (waar de turf als brandstof gewonnen werd) bevinden zich dunne ijzerhoudende klei-afzettingen. Die klei-elementen kleurden de handen van de turfmakers blauw. Na een dag zwoegen hieven zij, in de aloude herberg van hun werk gebied, met blauwe handen het brandewijnglas.
En dan als laatste aanvullende uitleg: tot op de dag van vandaag is “een blauw handje” een glas brandewijn met bruine suiker. Suiker was, tot aan onze Gouden Eeuw, een luxeproduct. Een unicum dat, na die tijd, langzaam de honing als zoetmiddel zou vervangen. De herbergier van het tolhuis aan de driesprong experimenteerde graag. En niet alleen in zijn voortreffelijke keuken. Zo maakte hij ook verschillende kruidenbitters. Naast de vele soorten bier die hij betrok van de vijf brouwerijen uit Blokzijl, leerde hij daar, in 1651, van de VOC kapiteins de bruine, ongeraffineerde suiker kennen. Daarmee gaf hij zijn eigen gestookte brandewijn een nieuwe smaak. Het werd de lievelingsdrank van “de mannen met de blauwe handen”.